Jacob Tol (Edam, 18 oktober 1914 – Antwerpen, 3 juli 2006) beter gekend als Jaap Tol, was een Nederlandse priester en de eerste pastoor van de Heilige Lodewijk van Montfortkerk te Deurne bij Antwerpen.
Jacob Tol was de oudste zoon van visventer Cornelis Tol en Aaltje De Boer. Het gezin bestond uit zeven kinderen.
Hij volgde theologie aan het seminarie van Mechelen waarna hij tot priester gewijd werd op 18 augustus 1941 te Teteringen in het bisdom Breda, vervolgens werd hij kapelaan werd in Bijlmermeer. In 1945 verhuisde hij naar de Sint-Rochus parochie te Deurne, waar hij op 20 september onderpastoor werd, als opvolger van Antoon Aarts. Vanwege de groei van de parochie en binnen het project Domus Dei om het aantal kerken te vermeerderen, werd de kapelanij Montfort in De Sevillastraat te Deurne opgericht en daar werd Tol kapelaan. Op zondag 21 december 1958 had de inhuldiging van de Heilige Lodewijk van Montfortkapel plaats door Mgr. Schoenmakers, hulpbisschop van Mechelen. Jaap Tol droeg er de eerste eucharistieviering op: de nachtwake voor Kerstmis 1958. In 1963 werd de kapel een kerk en werd Tol de eerste pastoor en bezieler van deze nieuwe onafhankelijke parochie. Hij bleef er pastoor tot hij op rust ging op 31 oktober 1989. Op 3 juli 2006 overleed hij te Antwerpen en werd hij bijgezet in het pastoorsgraf op de begraafplaats Sint-Vincentiuskerk te Volendam.
Hij was proost van de Jongensbond Sint-Rochus van 1946 tot 1957, van de Madeliefjes Sint-Rochus van 1946 tot 1961 en aalmoezenier van verschillende Deurnese verenigingen.
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Afscheidsrede bij het afscheid van Pastoor TOL
ANTWERPEN-DEURNE — H. Lodewijk van Montfort. 22 oktober 1989 :
Mijnheer Pastoor TOL, geachte Familieleden ,Genodigden en Parochianen.
“Tot U spreekt een oud man…”. Dit uittreksel uit de brief van Paulus aan Filemon is zeker niet toepasselijk op onze pastoor Tol, die vandaag afscheid neemt van onze parochie.
Laat ons eerder kijken naar een andere brief Van Paulus: Galaten II 5: “Geen ogenblik hebben wij hun iets toegegeven opdat de waarheid van het evangelie ongerept voor u zou blijven bewaard”.
Met deze stelregel voor ogen heeft pastoor Tol hier gedurende 31 Jaar met vaste hand deze parochie geleid.
Hoe hij uit de schilderachtige katholieke enclave Volendam naar het toen nog zeer katholieke Vlaanderen? Is dit niet werkelijk een levensavontuur?
op 18 oktober 1914 het sterke en kinderrijke gezin van de koorzangersfamilies Tol en de Boer, waar niemand er aan dacht zijn geboortestreek en de zee errond te verlaten, tenzij om als zendeling naar de missies te trekken, voelde hij zich niet geroepen tot het vissersbedrijf of wat daarmee samenhing, maar was hij reeds zeer jong in de ban van de uiterst talrijke religieuze roepingen In de gemeenschap Volendam.
De enige haalbare toegang hiertoe was het klein seminarie.
Maar de vereiste uitzet vergde zes stuks van alle kleren en linnengoed, wat een te zware last was voor één enkele kostwinner met 12 kinderen.
Goede raad was duur. De Pastoor van Volendam beschikte niet over geld. Misschien een studiebeurs van het Zuiderzeefonds? De tante-nonnetjes baden hun rozenkrans.
Vader vishandelaar en een neef waren met een platte schuit op de toen nog bestaande Zuiderzee om vis in te kopen. Ze zagen een Urker-vissersboot vastlopen op een dijk? Onderhandelen om hem eraf trekken. Maar daarvoor moest de ganse vangst van volle nacht op hun schuit overgeladen worden, en deze konden ze alzo kopen voor een zacht prijsje. Het lostrekken gaf een zalig gevoel. Geen mirakel, maar een wonder, want de hele uitzet was betaald.
De hoofdonderwijzer, ook koordirigent en buurman, had een zoon in de missiecongregatie van Mill-Hill in Engeland. Dat was de gevolgde roep na het klein seminarie. Maar, tijdens de filosofiestudies in de congregatie werden seminaristen onderzocht voor hun toekomstig verblijf in de tropen en Jacobus Tol werd niet geschikt bevonden en zeer beleefd verzocht een andere weg in te slaan.
Helaas, het eigen bisdom Haarlem was niet te bewegen om afgekeurde seminaristen van de paters over te nemen.
En dan gebeurde er wel geen wonder maar wel iets dat onze pastoor steeds ervaren heeft als de bijsturende hand van de Heer in zij leven.
Met twee lotgenoten toog hij naar Mechelen en werd er toegelaten door kardinaal Van Roey op voorwaarde dat hij frans zou leren, wat een hele opgave was voor een Nederlander die twee n Engels seminarie achter de rug had.
Het was in ons land een rare overgangsperiode toon ook vele professoren van rans via Vlaams naar Nederlands moesten overschakelen. Maar de Vlamingen spraken ook Latijn, en geleidelijk en met veel inzet worstelde hij zich ook door het Frans en de rest.
Nadat in mei 1940 Nederland en België door de Blitzkrieg overspoeld waren ging subdiaken Tol even terug op bezoek bij zijn familie in Volendam, maar van de bezetters macht hij niet terug de grens over. Doorheen de tuin van de Siritijnenin Weelde geraakte hij in 1941 toch in Mechelen waar zijn klas juist gewijd werd. Hijzelf werd tot diaken gewijd en dan opnieuw door de prikkeldraad naar Breda waar de bisschop hem op 17 augustus 1941 tot priester wijdde.
Gedurende de overige oorlogsjaren was hij kapelaan in de fameuze Bijlmer in Amsterdam. Maar direct daarna keerde hij terug naar Mechelen waar de kardinaal hem zonder aarzelen benoemde tot onderpastoor in Deurne, waarvan hij zelfs de voor Nederlanders berucht hel niet kende.
De Belgische ambassadeur in de Haag gaf hem een visum voor 14 dagen, maar wie kijkt in België naar het paspoort van een pastoor. Pastoor Holthof van St.-Rochus zegde: “Dan kan je nog 14 dagen terug op verlof in Holland”. Dat was iets ondenkbaar in het overwegend calvinistische Holland, en het is die geest die hem sedertdien blijvend met ons land verbonden heeft, nu nog steeds.
Gedurende 13 jaar was hij dan in de jeugdbeweging als onderpastoor van Pastoor Holthof en Raes. En dan kwam de grote opdracht: Het bouwen van een Lodewijk van Montfortkapel, – later parochiekerk, waarvoor het als dan genoemde “Muggenbergcomité” voor de eerste maal samenkwam op 23 januari 1958. De leden waren, Delafaille, Louis de Ruyter, Jagers, Van Kerckhoven en de thans nog levende Luyten, Weemaes en Albert Toné. Hierbij kwamen spoedig Raus, de echtgenoten Coolsaet, de dames de Meyer en Swinnen.
Er werd niet getalmd en op 21 december 1958 zegende Mgr. Schoenmaekers de nieuwe kapel in onder indrukwekkende belangstelling. De voorlopige afrekening bedroeg toen 1.429.000 Bfr. Stoelen inbegrepen. Wat zou dit nu zijn? Architect was Lode Wouters.
Met giften, omhalingen, activiteiten en leningen werden alle financiële problemen, ook voor de bijgekomen voorbouw en uitbouw en uitbouwen overwonnen , dank zij de niet aflatende inzet van de enthousiaste bewoners van de parochie. Ook de laatste lening zal eerlang tot het verleden behoren.
De verdere uitbouw voltrok zich snel; Een mooi OLV beeld van Poels, een prachtige kruisweg van een zeer begaafde parochiaan, een H. Hartbeeld en een beeld van de H. Lodewijk van Montfort.
In 1960 volgde de intrek in de pastorie de Sevillastraat 122 en in oktober van dat jaar werd de kapelanij een volwaardige parochie, met vanaf 18 december 1961 een eigen parochieblad.
Daarna nam de dynamische parochie spoedig een grote stap: de bouw van “kriekenhof”, waarin al haar activiteiten tot nu toe geconcentreerd zijn, en dat de ontmoetingsplaats is, niet enkel van de parochiale verenigingen, maar waar iedere belangstellende of genodigde een gul onthaal te beurt valt.
De laatste grote bouwactiviteit kwam van een aantal ouders die voor de verspreide jeugdverenigingen twee ruime jeugdlokalen lieten bouwen.
Zo is thans de materiele structuur van de parochie.
Maar wat betreffende het pastorale werk?
“In nomine Domini”. Met de kernspreuk van kardinaal Van Roey, die bij hem hoog in aanzien stond, heeft hij gedurende meer dan 31 jaar met vaste hand gehouden aan de geloofsregels en richtlijnen van de kerk waarin hij opgeleid was, met veel begrip voor individuele noden, maar niet afwijkend van fundamentele beginselen.
Bijzonder veel zorg en overtuiging werden gewijd aan de dagelijkse missen, de zondagse verkondiging van het evangelie, het ziekenbezoek en het toedienen van de sacramenten. Tot zijn grote vreugde kwam er in 1960 het gemengde kerkkoor dat nog steeds op hoog niveau luister geeft aan de hoogmissen en de feestdagen. Als musicus kon hij ook jubelen toen het harmonium vervangen werd door een pijporgel “Schijven”, het beste van Deurne volgens de staatsinspectie.
De droom van eigen scholen in de parochie kon echter niet vervuld worden.
Bij de aanvang van de parochie was de “kerkelijkheid” van de parochie nog algemeen; Jeugdbewegingen, bonden van het H. Hart, godsdienstige broederschappen, katholiek en sociale actiegroepen floreerden, priestertekort was totaal onbekend.
Achtereenvolgens werd pastoor Tol bijgestaan door drie bekwame en toegewijde onderpastoors, die hem zowel voor de liturgische diensten als voor de begeleiding van jongeren en ouderen als proost bijstonden, ieder naar zijn geaardheid:
- De theoloog Hugo Ongena
- De filosoof Jan de Roeck
- De man met het grote hart: Louis Van Hoof.
In de loop van die jaren is onze leefwereld enorm veranderd. Reeds waren de kiemen gelegd die in het Vaticaans concilie uitgroeiden tot de krachtlijnen van nieuwe liturgie en meer persoonlijke deelname van de gelovigen aan het heilswerk.
Maar ook werden langzaam maar zeker vele oude waarden verlaten en haakten vele af in de blijvende roep naar vernieuwing en versoepeling.
Wel bloeien hier nog het kerkkoor, de KAV, de KWB, ziekenzorg, de Bond van de gepensioneerden en Kerk en Wereld, dankzij de inzet van de leden. De jeugdlokalen zijn er en hebben zeer goed dienst gedaan, maar proosten zijn er niet meer. Het werd stil in en rond de kerk.
Dergelijke crisissen zijn niet nieuw in de 2000 jarige geschiedenis van onze ganse kerk. Herhaaldelijk vreesden velen dat het gedaan was, maar dan kwam steeds de heropleving. Reeds de apostelen hadden ermee te maken en Paulus waarschuwde de kristenen van Kolosse dat niemand zich door spitsvondigheden,
wijsbegeerte of drogredenen die niet op Christus gegrond zijn mag laten misleiden. Dit was ook de grote bekommernis
van pastoor Tol als behoeder en verkondiger van de blijde boodschap van het evangelie.
En als die bekommernis soms ook heftig tot uiting kwam en hem soms in botsing bracht met mensen di
e zijn opvatting niet deelden in hun zoeken naar de weg tot het goede, dan was er niemand die hierover achteraf meer spijt had en er onder leed dan de pastoor zelf.
En wat nu voor de toekomst. Anderen zullen de pastorie betrekken. De kans op een voltijdse pastoor is klein. Hierbij toch nog een woord van dank aan de paters van het Xaveriuscollege en van OLV van het H. Hart alsmede aan pater Cnops die vooral na het vertrek van de laatste onderpastoor bijsprongen voor zondagsdiensten en vervangingen.
Vanaf nu zullen de besturen in alle verenigingen op eigen benen moeten staan. Voor verder parochieleven is de inzet van iedereen noodzakelijk. Het kan alleen blijven bestaan als wij in en buiten de verenigingen en raden bewust blijven van onze katholieke zending.
Deze toespraak was, zoals iedere toespraak, te kort en te lang. Te kort omdat nog veel ongezegd bleef. Te lang omdat ik uw aandacht en geduld al te zeer op proef gesteld heb.
Mijnheer pastoor, U dankt gans de parochie voor de trouw waarmee U aan uw teken gehecht zijn gebleven en de goede boodschap hebt uitgedragen.
In uw nieuwe omgeving zullen u ook nieuwe taken te beurt vallen en twijfelen niet dat U ze met overtuiging zult vervullen.
Het ga U goed, mijnheer Pastoor, nog vele jaren. Tot Weerziens.